J: Kom we gaan naar bed!
F: nee hoor het is pas twaalftien uur!

J: Ga je mee boodschappen doen?
F: Nee ik ga nog tien minuutjes met dit spelen en dan kom ik.

In de ochtend bij het opstaan:
F: Hoe laat is het?
J: Het is kwart over zeven
F: En nu?
J: nog steeds kwart over zeven.
F: en nu?
J: nou vooruit, tien voor half acht.
F: okee. En nu? En hoe laat is het straks?
J: straks is het acht uur, dan 9 uur, 10 uur (enzovoort tot 8 uur savonds: bedtijd).
F: Hoe laat is het nu?
J: vijf voor half acht
F: en hoe laat is het straks?

En dit kan heel lang doorgaan, meestal ben ik het veel eerder zat.

Soms als ik zeg dat we nu toch echt gaan lunchen/ slapen/ naar huis moeten omdat het tijd is, dan wil ze ter controle op mijn horloge kijken. Soms is ze het dan met me eens, en soms antwoordt ze zoiets als: nee hoor, het is pas negen uur!