In april waren er best wat dagen met wind en dat vond Fiona erg eng. De hele hoge bomen stonden te zwieren en de blaadjes ritselden. Bovendien was ze bang zelf weg te waaien of op zijn minst haar haren te verliezen in de wind. Dus hield ze stevig haar haar vast terwijl ik haar droeg. Ze was een paar keer echt panisch buiten op het terras.


Thuis heb ik een paar keer met haar erover gepraat dat alleen kleine dingen wegwaaien. En dat al helemaal niet haar handen, voeten, armen of haren weg kunnen waaien, die zitten namelijk vast aan Fiona. Dat laatste vond ze wel een machtig idee. Dat alles van haar lichaam vast zat aan Fiona.

Bij het stoeien maken we wel eens grapjes als 'ik eet je vinger op!' of 'ik kom je voetjes halen'.
Nu krijgen we dan ook steevast het antwoord: nee mama, kan niet. Mijn vingers zitten vast aan Fiona.

In de winderige dagen gingen we thuis boompje spelen. Dan waren onze armen de takken en lieten we die heel wild zwaaien in de zogenaamde wind die in huis was.
Al snel was haar angst over. Het was nog wel een tijd dat ze dan een kapuchon of hoed opwilde in de wind, zodat ze het niet aan haar hoofd voelde. Maar dat hoeft nu ook niet meer. Als het nu waait en we horen de ceder ritselen, vertelt ze aan ons dat dat de wind is. En dan laat ze even zien hoe dat ook weer gaat met je armen.